Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8779

Datum uitspraak2007-11-07
Datum gepubliceerd2007-11-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers78791 ha za 06-607
Statusgepubliceerd


Indicatie

Dexia-zaak


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector Civiel zaaknummer: 78791 ha za 06-607 datum vonnis: 7 november 2007 (vdv) Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van: X en Y, beiden wonende te D, eisers in conventie, gedaagden in reconventie, verder te noemen X, procureur: mr. E.H. Hoeksma, tegen de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verder te noemen Dexia, procureur: mr. J. Vestering. Procesverloop X heeft bij inleidende dagvaarding van 22 mei 2006 gedagvaard. Na een akte van schorsing zijdens Dexia is de procedure middels een akte tot hervatting van 21 maart 2007 voortgezet en heeft Dexia een conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie genomen. X heeft vervolgens een conclusie van repliek in conventie tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie genomen en Dexia een conclusie van dupliek in conventie tevens houdende conclusie van repliek in reconventie. Na een conclusie van dupliek in reconventie zijdens X hebben partijen vonnis verzocht. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing De vordering van X 1. In 1999 is X benaderd door Legio-Lease (later onder algemene titel overgenomen door Dexia) en naar aanleiding van verstrekte (schriftelijke) adviezen heeft X op 14 juli 1999 een Winstverdriedubbelaar onder nummer 74219260 afgesloten (productie 2 dagvaarding). De totaal overeengekomen lease-som bedroeg € 46.951,93 en de looptijd 36 maanden. 2. Deze lease-som was door X te voldoen in: a. 36 gelijke maandtermijnen van € 226,19; b. een bedrag van f 100,-- op of omstreeks de 35e maand; c. aan het einde van de leaseovereenkomst € 38.763,64 in principe te verrekenen met de verkoopopbrengst van de achterliggende aandelen. 3. Na ommekomst van de looptijd bleek een negatieve opbrengst voor X van € 8.000,-- te verwachten (productie 3 dagvaarding). X heeft vervolgens een verlengingsovereenkomst d.d. 16 juli 2002 (productie 5 dagvaarding) gesloten met een totaal overeengekomen lease-som van € 46.959,06 en wederom een looptijd van 36 maanden, ditmaal met 36 maandtermijnen van € 226,39. 4. X betaalde Dexia op de Winstverdriedubbelaar 36 termijnen van € 226,19 (= € 8.142,84) alsmede op de verlengde overeenkomst 33 termijnen van € 226,39 (= € 7.470,87), in totaal derhalve € 15.613,71. 5. Bij brief van 11 januari 2005 respectievelijk 3 mei 2005 heeft X van de Winstverdriedubbelaar d.d. 14 juli 1999 de nietigheid ingeroepen c.q. deze buitengerechtelijk ontbonden c.q. vernietigd, zich ter zake baserende op een niet inachtgenomen zorgplicht althans in strijd met de bepalingen van de WCK. Tevens heeft Van der Heijde, echtgenote van X, zich gemeld bij Dexia stellende dat zij eind 2003 er achterkwam dat haar echtgenoot X die Winstverdriedubbelaar had getekend, zij begin 2005 ervoer bevoegd te zijn die overeenkomst te vernietigen en zulks bij brief d.d. 3 mei 2005 heeft gedaan (productie 8 dagvaarding). 6. X vordert bij dagvaarding: I. De onderhavige aandelenovereenkomst te vernietigen althans voor recht te verklaren dat deze buitengerechtelijk vernietigd is althans Dexia onrechtmatig jegens hem gehandeld heeft; II. Dexia te veroordelen tot voldoening van € 15.613,71 althans 75% daarvan ad € 11.710,28; III. Voornoemd bedrag vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 juni 2005; IV. Vervallenverklaring van de restschuld van X; V. Dexia te bevelen op straffe ener dwangsom het BKR te Tiel op te dragen de A-notering van X ongedaan te maken; VI. Dexia te veroordelen in de proceskosten en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het verweer van Dexia (kort samengevat en voor zover van belang) 7. Anders dan X stelt, is hij niet rechtstreeks benaderd door Dexia, maar heeft X zelf gereageerd op een mailing en na ontvangen documentatie in alle rust kunnen beslissen of hij een overeenkomst met Dexia wilde aangaan. 8. Tegen het einde van de looptijd van de overeenkomst heeft Dexia aan X vanwege alstoen te verwachten negatief resultaat van de aandelenlease middels een keuzeformulier de volgende drie opties geboden: (1) De overeenkomst verlengen met minimaal een jaar en maximaal drie jaar; (2) De aandelen overnemen; (3) De overeenkomst beëindigen. X heeft gekozen voor de eerste optie en de overeenkomst is verlengd met 3 jaar (productie 6 CvA). Na verloop van die termijn bleek volgens de alstoen opgemaakte eindafrekening een negatief resultaat van € 12.598,52 (productie 7 CvA). 9. Volgens Dexia laat X na te vermelden dat hij uit hoofde van de overeenkomst een bedrag van € 2.800,37 aan dividend heeft ontvangen, waarvan € 2.573,98 aan hem is uitgekeerd en € 226,39 is verrekend, welke bedrag(en) hij nalaat in zijn beschouwingen te betrekken. Voor alles doet Dexia een beroep op het niet in acht nemen door X van de substantiëringsplicht ex artikel 111 lid 3 Rv. 10. Dexia bestrijdt de stelling van X en Van der Heijde dat hier een huurkoop-overeenkomst aan de orde is die haar het recht zou geven wegens haar ontbrekende toestemming tot het aangaan ervan vernietiging in te roepen, maar acht deze overigens achterhaald door het feit dat Van der Heijde op 3 mei 2005 reeds langer dan drie jaar op de hoogte was van de overeenkomst en (de mogelijkheid van) het beroep verjaard is. Evenmin acht Dexia de WCK van toepassing op aandelenleaseovereenkomsten in het algemeen en de onderhavige boven het plafond (van de toepasselijkheid) van artikel 3 van die wet gelegen. Aan haar zorgplicht in algemene zin acht Dexia te hebben voldaan onder meer middels de aan X toegezonden documentatie, waaruit het nodige bleek respectievelijk de controle bij het BKR te Tiel omtrent diens (krediet-)positie en acht overigens –voor zover van belang- de NR 99 ter zake niet van toepassing. Dexia ontkent ook overigens enige (vorm van) onrechtmatige daad jegens X te hebben gepleegd en voor zover daarover anders zou moeten worden gedacht naast eerdergenoemde dividenden ook de andere voordelen voor X uit de overeenkomst verdisconteerd moeten worden. Ten aanzien van het gevorderde bevel aan BKR te Tiel stelt Dexia dat zij slechts meldingsplichtig is ter zake van uitstaande kredieten van X en niets aan het BKR te bevelen heeft en die vordering mitsdien onmogelijk is. Wettelijke rente kan Dexia eerst verschuldigd zijn ingaande de datum dat van verzuim harerzijds kan worden gesproken. Reconventie 11. In reconventie vordert Dexia het na het aflopen van de verlening van de overeenkomst nog openstaande bedrag van € 12.598,52 met daarover de contractuele rente ad 0,96% althans de wettelijke rente. De beoordeling In conventie 12. De tussen Dexia en X onder nummer 74219260 gesloten overeenkomst Winstverdriedubbelaar van 14 juli 1999 en de overeengekomen verlenging van 11 juli 2002, beide voor een looptijd van 36 maanden staan tussen partijen vast. Zulks geldt ook voor de overeengekomen leasesommen van € 46.951,93 respectievelijk € 46.959,06. artikel 1:88 e.v. BW 13. In een eerdere volstrekt vergelijkbare zaak (rechtbank Almelo 26 november 2003 LJN:AN 9138) heeft deze rechtbank al uitgemaakt dat leaseovereenkomsten als de onderhavige niet als huurkoop in de zin van deze bepalingen zijn te kwalificeren en derhalve het toestemmingsvereiste van Van der Heijde niet geldt. WCK 14. De rechtbank acht de WCK op deze overeenkomst Winstverdriedubbelaar niet van toepassing vanwege overschrijding door de overeengekomen leasesom(men) van het op 14 juli 1999 geldende grensbedrag dezer wet van € 22.652,-- c.q. op 11 juli 2002 van € 40.000,--. Zorgplicht 15. Hoewel uit de standpunten van partijen is op te maken dat X in (redelijke) rust en niet onder druk van enige op provisie beluste tussenpersoon tot het aangaan van de overeenkomst Winstverdriedubbelaar is gekomen, ziet de rechtbank geen aanleiding tot enig verder onderzoek naar de door X desondanks gestelde onrechtmatige daad vanwege het niet inachtnemen van enige zorgplicht of het honoreren van enig bewijsaanbod van X omtrent feitelijkheden in dat kader, zulks vanwege het feit dat X voorafgaand aan de verlenging van 11 juli 2002 uit hem drie geboden opties zonder enig voorbehoud ter zake heeft gekozen voor verlenging van de overeenkomst met nog eens drie jaren, terwijl de negatieve effecten van de Winstverdriedubbelaar die hij zegt bij het aangaan ervan niet te hebben kunnen ontwaren, hem toen geheel en al duidelijk zijn geweest. Conclusie 16. De (conventionele) vordering van X zal worden afgewezen en hij zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. In reconventie 17. Tegen het door Dexia in reconventie gevorderde heeft X behalve een verrekeningsverweer met het door hem in conventie gevorderde, niet gevoerd zodat deze vordering voor toewijzing gereed ligt. 18. De rechtbank acht wettelijke rente over dit bedrag toewijsbaar, waartoe de rechtbank anders dan Dexia wel een ingebrekestelling noodzakelijk acht. Bij gebreke daaraan zal de dag van het instellen der (reconventionele) vordering worden aangehouden. X zal in reconventie eveneens in de proceskosten worden veroordeeld. De beslissing De rechtbank: In conventie: I. Wijst af de vorderingen van X tegen Dexia. II. Veroordeelt X in de kosten van deze procedure aan de zijde van Dexia gevallen en tot op deze uitspraak begroot op € 345,-- aan verschotten en € 904,-- aan salaris voor de procureur. III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. In reconventie: IV. Veroordeelt X om aan Dexia te betalen een bedrag van € 12.598,52 (twaalfduizendvijfhonderdachtennegentig EURO 52/100) vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 mei 2007 tot aan de dag der voldoening. V. Veroordeelt X in de kosten dezer procedure aan de zijde van Dexia gevallen en tot deze uitspraak begroot op nihil aan verschotten en € 904,-- aan salaris voor de procureur. VI. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad. VII. Wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. J.H. van der Veer en op 7 november 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.